Informatie:Naam: Ragya (Raya)
2e naam: //
Achternaam: Airon
Bijnaam: Rag (hoe orgineel)
Geslachten: Vrouw
Leeftijd: Time is the least ting to worry about (14)
Ras: Demon (Jaar terug, Engel)
Ouders: Never had, Never needed
Broers/zussen: Alone is the best to live with
Huisdier: Torn- Hellpaard
- Torn plaatje:
& Solera- Fenix
- Solera plaatje:
Buitenkant:Kleur haar: Donkerblond met een rode gloed
Haar lengte: Lang
Kleur ogen: Bruin (Tijdens woedeaanval bloedrood)
Lengte: Just say small (1,56)
Gewicht: That is not a quistion to ask a lady (~39Kg)
Lichaam bouw: Meeste klein maar bij de armen en benen zie de spieren goed
Kleren: Meestal een licht harnas of een tuniek
Littekens: Het teken dat me verandert heeft op mijn linker bovenarm
Sieraden: //
Vleugels: Gevederde dingen met een bruin/zwarte kleur
Demonvorm:Kleur vacht: Glimmend zwart
Beest: Hellwolf/Hellhond
- Plaatje Ragya:
Kleur ogen: Bloedrood (Tijdens woedeaanval lichtgevend)
Lengte: Gemiddelde wolf (ondanks dat ze een teef is)
Kleur vuur: Bloedrood
Lichaam bouw: Gedetaleerd maar de spieren zie je nu goed
Kracht: -Vuur
- Teleporteren via schaduwen
- Plaatje:
- Geheim…
Littekens: Het teken dat me verandert heeft op mijn linker bovenarm zie je dan zwak
Extra:Karakter: - Sarcasties (voor hele intressante gesprekken…)
- Evil (you’r must be evil where you can)
- Nieuwsgierig (een ander woord voor problemen)
- Brutaal (Ik wil gewoon altijd mijn gelijk, en ik krijg het)
- Moeilijk (Ik noem het liever ‘Een sterke mening’)
- Woedeproblemen (They come and go. And leave me with the mess..)
Grootste Wens: Wishes are just dreams were you hope liese. Mine is alrady dead.
Grootste Angst: To turn back in what I was before, a angel.
Verleden: - Story of the past:
Het was tegen de avond toen ik rondliep, de hemel kleurde al oranje. Ik genoot van de planten en bloemen om me heen. Ze kleurde zo mooi in dit licht. De witte blaadjes kleurde oranje of paars en de allemaal hadden ze een rode gloed. Dit was het mooiste moment van de dag, maar niks kan tegen de mystirieuse nacht op. Met de sterren die de donkerblauwe hemel versieren en de maan die je pad zou verlichten. Ik schrok op vanuit mijn gedachten toen ik achter me iets hoorde. Luide hoefstappen verstoorde de rust van de avond. Toen ik me omdraaide om de dader te zien keek ik recht in een paar bruine ogen. Een kleine lach schoot over mijn lippen toen ik een stap achteruit deed. Ik liet mijn hand over zijn nek gaan en fluisterde wat rustige woorden. ‘Tornac, wat doe jij nog zo laat uit je stal?’ Het antwoord wat ik kreeg was dat hij zijn hoofd in de lucht zwaaide. Nog een lach liet mijn lippen krullen
‘Kom jij ook van de avond genieten?’ Hij schudde zijn hoofd. Soms had ik het gevoel dat dieren mij echt verstonden. Mijn hand gleed weer over zijn bruine vacht en voelde zacht onder mijn vingers aan. Weer met mijn ogen op de hemel gericht zag ik dat Tornac nerveus werd. Ik keek hem aan en vroeg ‘Wat is er jongen?’ Maar hij bleef trappelen en kwam naar mij toe ‘Torn, wat is er nou met je?’ Torn was zijn bijnaam, als in de term wraak. Hij had de mensen die hem gevangen hadden heel wat wraak laten zien dus vond ik de naam gepast. Hij steigerde en gooide zijn poten in de lucht. Ik schrok van de plotsinge beweging en viel op de grond. ‘Torn, als het zo eng is ga dan weg.’ Snauwde ik hem toe. Hij liep langs de struiken en ik zag dat zijn neusgaten nerveus openstonden. Hij rook iets, iets dat hier niet hoorde. Ik probeerde Torn gerust te stellen maar ik werd overdondert door de duisternis die kwam. Het was een maanloze nacht maar ik zocht door. Ik moest de spion vinden ik zou anders geen rust vinden, evenmin als Torn. Met mijn ogen die wennen aan het duister hoorde ik iets. Het was maar een zacht geritsel maar het leidde me af. Ik hoorde Torn hinniken en voelde toen twee handen die mij vast grepen. Ik probeerde die gene te zien maar het lukte niet. ‘Torn, ga hulp halen!’ Schreeuwde ik nog. Ik zag zijn donkere gestalten wegrennen. De rede waarom ik het eigenlijk deed was zodat hij bleef leven. De gespierde handen draaide me om en zag de dader kort. Daarna ging mijn aandacht naar de dolk die hij pakte, een kleine schittering was enige dat ik zag voordat ik het mes in mijn huid voelde gaan. Het teken dat hij erin kraste kon ik alleen uitmaken door wat ik voelde. Een soort T met een driehoek erdoorheen. Wanhopig probeerde ik te draaien om hem te slaan maar zijn knie hielt me tegen. Weer een twinkeling van de dolk maar nu sneed hij in zijn eigen vlees. Ik zag een druppel bloed en voelde de warmte in de wond stromen. De vraag die in mijn hoofd spookte was Waarom? Maar ik kreeg geen woord over mijn lippen. Ik had het gevoel dat mijn geest werd omringt door duisternis, maar niet die mooie van de nacht. De pijn die daarna volgde was ondragelijk het was alsof ze mijn hart eruit rukte en in stukken sneed om daarna weer te rotten. Alsof ze mijn longen vulde met water zodat iedere ademhaling het gevoel van verdrinken wekte. Alsof ze mijn maag in brand staken zodat ik dubbelklapte van de pijn en mijn wonden kon voelen. Alsof ze het licht doofde en mij in duisternis achterlieten. De pijn werd soms onderbroken voor een gevoel van leegte. In die minuten hoorde ik weer maar kon ik niks doen. Ik hoorde hoe hij mijn naam zei ‘Raya.’ Zijn stem rond mijn leeftijd maar toch weer anders. ‘Dat is toch geen naam voor een demon… Ragya klinkt vele male beter.’ Een demon, het woord bleef in mijn hoofd steken toen ik weer overladen werd door pijn. In de volgende leegte hoorde ik hem weglopen. En ik bad de goden voor genaden en dat die leegte mocht blijven. Maar toen kwam de volgende lading weer, erger dan die daarvoor. Maar ondanks al die pijn huilde ik niet. Dat geluk zou ik hem niet geven, het geluk van mijn dood evenmin. Ik schreeuwde, gromde en maakte geluiden die normaal alleen door een dier werden gemaakt. Maar huilen deed ik niet. Toen ik wakker werd was het ochtend. De zon kwam op maar verwarmde mij niet. Ik stond op en liep naar het water om mijzelf te bekijken. De vleugels eerst creme kleurig waren nu donkerbruin. Mijn haar nu donkerblond in plaats van de lichte kleur. Ik bekeek het teken op mijn linkerarm en zag dat het een rode gloed had. Mijn handen waren verbrand en de lichte gloed die normaal over me heen hing was nu een sluier van duister. Ik stond op met als gevolg een pijnscheut. Ik was nu een demon. Vrienden waren nu vijanden. Eerst mijn thuis nu een verboden plek. Ik floot Torn en zag dat hij ook was verandert. Van een bruine hengst naar een helpaard. Ik aaide hem even en zei toen grimmig ‘Het is al goed we zijn beide ons eigen tegenpool.’ Met een kreun ging ik op hem zitten en spoorde hem aan tot een galop. Ik herhaalde de naam een paar keer. ‘Ragya, Ragya.’ En besloot hem maar te houden. Ook zou ik de hengst Torn blijven noemen in plaats van Tornac, Ik liet mijn oude thuis achter me net als de engel Raya. Mijn doelen waren verandert, vanaf nu zou ik hem vinden. De gene die mij verandert heeft. En nog iets belangrijker, hem doden.