Zware ketenen rinkelden om zijn polsen. De cel was pikkedonker. Voor deze ene keer waren er geen stemmen te horen. Enkel het geluid van de ketenen, zijn ademhaling en het geritsel van ratten die rond aan het struinen waren, weerkaatsten tussen de glibberige muren. Maanden lang had de weerwolf vastgezeten, voor verschillende redenen, maar vandaag leek er verandering in het schema te zitten. Want van een gewone, gemeenschappelijke cel, was hij vastgezet en verplaatst naar een soort isoleercel. Redenen van deze plotselinge veranderingen was hem, Vaas, niet bekend. Of tenminste, hij deed zich voor alsof hij van niks wist. Wellicht vonden anderen het niet zo prettig als een medegevangene levend van diens huid werd ontdaan. Ah well, hij had plezier gehad. Ineens kwamen zware stappen richting zijn cel gelopen. Grijnzend keek Vaas naar hen op. Echter werd zijn blik beantwoord met ijskoude ogen. Serieuze ogen. Ogen die zeiden dat ze zichzelf veel meer waard vonden dan hem. Het deed hem lachen. Zachtjes. Onheilspellend.
Ruw trokken twee mannen hem omhoog aan zijn armen. Dit werd zeker geen gebruikelijke gebeurtenis. Geen van de gevangenen had hij hierover wat horen zeggen. ’Wat is dit voor onzin?’ sprak Vaas, met zijn bekende Spaanse accent. Niet bepaald meewerkend sleepten de bewakers hem mee de trap omhoog, de gangen door, richting een soort van verborgen achterdeur. Daar waar nog twee onbekende mannen hem stonden op te wachten. Deuren zwaaiden open en buiten stond een paard met wagen te wachten. Zonder een woord te reppen, sleepten ze hem naar de wagen. ’Niet bepaald een goede afscheid. Geen knuffel? Geen zoen? Geen gedag?’ Vervolgens werd hij de wagen ingesmeten, en de deuren achter hem gesloten.
Hoelang ze onderweg waren geweest was Vaas onbekend. Gehaast rende hij over de vlaktes. Zijn ogen gericht op dat wat voor hem was. De zon was inmiddels onder gegaan, de grafstenen leken nu niets anders dan vreemde schaduwen. Nog altijd klonken de boeien om zijn polsen. Zelfs na zijn ontsnapping had hij het nog niet voor elkaar gekregen die dingen los te krijgen. Licht hijgend stopte hij bij een grafsteen, zijn handen erop neerleggend. Hoe kreeg hij ze in hemelsnaam los? ’Geest, hermano, help mij,’ bromde hij binnensmonds, niet langer lettend op dat was rondom hem.
- Open~